De sloop van de grootste warmwaterroterij van Nederland en België komt naderbij. Zodra projectontwikkelaar Kindt & Biesbroeck Makelaardij uit Hulst de eerste van vier kavels op het terrein heeft verkocht, kunnen de slopers beginnen met de afbraak van de kenmerkende gebouwen van de voormalige Vereniging Vlasroterij Sint Andries aan de Tragel 27 in Koewacht. In de PZC van vandaag beschrijft de makelaar hoe zijn strijd om het terrein aan de Boskreek is verlopen. Aan de Tragel in Koewacht liggen twee vlasfabrieken, beide restanten van de industriële verwerking van vlas tot vlaslinnen, geschikt voor gebruik in onder andere de textielindustrie. Sint Andries was daarvan de grootste, voor de veel kleinere fabriek van Bruggeman-Janssens aan de Tragel 6 werd in september 2006 al een pleidooi voor mogelijk hergebruik gedaan.
Park Sint Andries
Op het terrein van de vlasfabriek Sint Andries heeft de ontwikkelaar vier landelijk gelegen kavels uitgezet van 4500 tot bijna 8000 vierkante meter. De percelen zijn gelegen aan de Boskreek, waaruit de vlasfabrieken hun zoetwater betrokken, en ingepast in de natuurlijke omgeving. De kavels hebben een woonbestemming en kunnen worden bebouwd met een villa. Het geheel wordt aangeboden onder de naam Park Sint Andries, naar de naam van de voormalige vlasfabriek. Totdat het eerste kavel is verkocht, blijven de vervallen gebouwen van de oude vlasfabriek staan.
Geen monumentenstatus
In mei 2000 werd een aanmelding voor de Rijksmonumentenlijst afgewezen, ondanks de kwalificatie ‘grote zeldzaamheid’ in het Monumenten Inventarisatie Project (MIP) en het daarop volgende Monumenten Selectie Project (MSP) van de Provincie Zeeland. In 2006 werd een aanvraag tot sloop ingediend, die uiteindelijk door de Gemeente Terneuzen werd goedgekeurd toen bleek dat behoud van het gehele complex of delen daarvan niet rendabel was. Afgesproken werd dat onderdelen van de gebouwen na de sloop ter beschikking zouden komen van de vlasfabriek van Bruggeman-Janssens aan Tragel 6.
Warmwaterroterij
Vooral één onderdeel van de vlasbewerking, het scheiden van de schors van de vezel (het roten), maakt de vlasfabrieken tot de voor Nederland unieke overblijfselen van industrieel erfgoed. Het roten gebeurde in betonnen kamers die werden afgesloten met stalen deuren en daarna geheel gevuld met warm water. Binnen circa vijf dagen weekten bacteriën de kleefstof die vezels, schors en kern van de plant bij elkaar hield los. Het uit de naastgelegen Boskreek opgepompte zoetwater werd met een machine op een temperatuur circa 37 graden gebracht. Voor de afvoer van de rook van de machine was een fabrieksschoorsteen noodzakelijk. Aan deze drie elementen zijn de warmwaterroterijen nog steeds herkenbaar: betonnen rootkamers, stalen deuren en bakstenen schoorstenen.
Vereniging
De fabriek werd in 1938 gesticht door de Vereniging tot Verbetering van de Vlasteelt en de Vlasbewerking in Zeeuws-Vlaanderen, later verkort tot Vereniging Vlasroterrij Sint Andries. Op coöperatieve basis konden vlasboeren lid worden, waarbij ze afhankelijk van het aantal aandelen gebruik konden maken van de voorzieningen. De officiële opening vond plaats op 12 september 1938 door de Commissaris der Koninging jhr J.W. Quarles van Ufford. Het oorspronkelijke roterijgebouw had achttien rootkamers. Een ketelhuis bood onderdak aan de machine, daarnaast stond de schoorsteen. Op het dak van het ketelhuis lag het waterresevoir, zodat ’s zomers het water al op natuurlijke wijze kon worden opgewarmd. In 1941 werd de capaciteit uitgebreid met tien kamers, in 1955 werden er nog eens negen bijgeplaatst. De deuren van de nieuwste rootkamers hingen aan rollen en konden zijdelings worden weggeschoven.
Zwingelturbine
Een ander onderdeel van het proces waarbij vlas wordt verwerkt tot vlaslinnen, is het zwingelen. Daarbij worden in een zwingelturbine de houten gedeelten (lemen) uit de vezel verwijderd. Hiervoor richtte men in 1940 een tweede vereniging op, de Vereniging tot Bevordering der Vlasindustrie, die op het terrein van de roterij in september 1940 de eerste zwingelturbine van het merk Vanhauwaert in gebruik kon nemen. In 1946, 1949, 1950 en 1961 werden zwingelturbines bijgeplaatst. Daarnaast schafte deze vereniging nog machines aan voor diverse deelprocessen van de vlasverwerking, zoals breekvlasmachines, lokkenmachines en een voorplukmachine.
Zeeuws-Vlaanderen
De overblijfselen van de vlasindustrie behoren tot de oudste aandachtsgebieden van de WIEZ. Al in 1983 werd een inventarisatie gemaakt van de nog aanwezige relicten van deze machinale verwerking van vlas, zowel bij de grotere roterijen als van de kleinschalige verwerking bij de boerderijen. Zeeuws-Vlaanderen behoorde tot de belangrijkste centra van de vlasserij in Nederland. In 1947 was 40% van de Nederlandse vlasbedrijven en de geschatte verwerkingscapaciteit gevestigd in Zeeuws-Vlaanderen. Het oostelijk deel spande daarbij de kroon, met Sint Jansteen en Koewacht als centra.
Bronnen:
- H. van der Werf, ‘Einde van een lange geschiedenis in zicht’, in: PZC, zaterdag 2 januari 2010, p. 24-25
- Website Kindt & Biesbroeck Makelaardij BV, pagina Park Sint Andries
- E. Baart, De vlasnijverheid te St.Jansteen en Koewacht 1900-1965 (Nijmegen 1987)
- A. Prinsen, ‘Vlascultuur in Zeeuws-Vlaanderen’, in: Zeelandboek 11 (2007) 194-207
- Vlasnummer van het tijdschrift Erfgoed van Industrie en Techniek. Vlaams-Nederlands tijdschrift voor industriecultuur 17 (2008) 1 (maart)
- A.F. Franken, Op stoom! Industrieel erfgoed in Zeeland (1850-1970). Cultuurhistorische Reeks Provincie Zeeland 13 (Middelburg 2004) 58-59
- Website Museum ‘t Vlasschuurken, Koewacht
- Website Vlasmuseum, Kortrijk